zondag 24 oktober 2010

De eerste gasfabriek in Hilversum.

In de archieven onzer gemeente wordt van straatverlichting voor het eerst melding gemaakt in 1850, toen door het Gemeentebestuur een overeenkomst werd gesloten met F. Soek voor het verlichten van de gemeente met lantaarns. Het verlichten van straten en wegen geschiedde met olielampen, tot der oprichting van een gasfabriek. Op de eerste gegadigde, A.B.H.N. Hasselaer, die zich in 1857 meldde werd niet ingegaan.


In november 1859 kwamen aanvragen voor hetzelfde doel van J.P.W.A. van Dorp te Amsterdam en ook van C.M.A. Hafkenscheid te Amersfoort.


Door Gedeputeerde Staten werd goedkeuring gehecht aan dit voor Hilversum gewichtige Raadsbesluit van 14 maart 1860, waarin men uiteindelijk den heer Christiaan Michiel Antonius Hafkenscheid, als laagsten inschrijver, vergunning verleende de verlichting van straten en wegen met 40 lantaarns voor loopend steenkoolgaz en 10 lantaarns voor olie, te doen laten branden gedurende 1200 uren 's jaars.


De Koninklijke goedkeuring tot het oprichten der gasfabriek volgde en op 16 mei werd de overeenkomst door partijen getekend.


De teekeningen der fabriek moesten door Burgemeester en Wethouders vóór den bouw worden goedgekeurd. De gemeente had het recht, bij beëindiging van het contract de fabriek met al het materieel over te nemen tegen taxatieprijs. De hoofdbuizen buiten de stad zouden van gegoten ijzer zijn, behoorlijk in elkaar geplaatst en volkomen gasdicht gemaakt. Het gas moest zijn 'loopend steenkoolgaz, zuiver wit brandend, zonder reuk of walm, van de beste hoedanigheid, vrij van ammoniak en zwavelverbindingen'. De gasvlammen moesten hebben 'eene hoogte van minstens 6, eene breedte van minstens 8 duimen. Het lichtvermogen gelijkstaande met dat van 12 waskaarsen van 12 in een pond'.
De concessionaris zou niet anders dan met cokes mogen stoken en verplichtte zich, particulieren, die zulks verlangden, van gas te voorzien, tegen een maximumprijs van fl. 6 per 1000 Engelsche kubieke voeten.


De Raad besloot op 17 juli 1860 als eindpunten van het buizennet te bepalen: aan het Moleneind het Postkantoor, aan het Loosdrechtse eind over Tijmen v.d. Heijden, aan het Veeneind de Wed. van Veerssen, aan het 's-Gravelandse eind tolhek te Kloese.


Eerste gasfabriek: weergeven op een grotere kaart.




Als terrein voor de te bouwen fabriek was aangewezen Sectie F, No. 656.


Hafkenscheid liet er geen gras over groeien en kocht een stuk akkerland aan de Neuweg, op de hoek van de Koningsstraat. De plek was goed gekozen: een paar honderd meter buiten de toenmalige bebouwde kom en omringd door akkers, dus zonder bezwaar van omwonenden. De haven aan het eind van de Gooise Vaart, bij de Havenstraat, maakte gemakkelijke aanvoer van de benodigde steenkool per schip mogelijk. De akker, die 3880 vierkante meter groot was, was daarvoor eigendom geweest van de weduwe van Hendrik Veerssen, in leven logementhouder van de Gouden Leeuw aan de Veerstraat, later aan de Emmastraat nabij de Oude Amersfoortseweg. Hafkenscheid betaalde f 600 voor het stukje grond.   


De fabriek werd geopend op 15 oktober 1860.


(Uit: 'Gedenkboek Hilversum 1424-1924'.)


Het bestaan van deze fabriek heeft geduurd tot 1885, toen men begon met de exploitatie van een nieuwe gasfabriek op het terrein achter de Kleine Drift op de hoek van de Minckelersstraat en de Jan van der Heijdenstraat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten