donderdag 23 december 2010

Bosdrift.

De Bosdrift dankt zijn naam aan zijn oorspronkelijke functie van schapendrift (het drijven van schapen over de weg) naar de Loosdrechts(ch)e heide en het Loosdrechts(ch)e Bos, onderdeel van het Gooierbos.

Bosdrift: weergeven op een grotere kaart.

De Bosdrift werd vroeger ook gebruikt voor het vervoer van gekapt hout van het (Gooier)bos naar het dorp.
De Bosdsrift had vóór 1852 de bestemming van hoofdbuurtweg (van Hilversum) naar Tienhoven en Breukelen. Werd vroeger ook wel Schapendrift genoemd.

(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

woensdag 22 december 2010

Boomberglaan.

Dankt haar naam aan de (oorspronkelijke) loop langs de hoogte 'Boomberg', een van de heuvels waarop en waaromheen Hilversum is gebouwd.

Boomberglaan: weergeven op een grotere kaart.

Tot 1879 werd het eerste gedeelte van de huidige Boomberglaan vanaf de 's-Gravelandseweg Schoenmakerspaadje of Schoenmakerssteegje/-weegje genoemd, duidend op de daar woonachtige lieden, die het ambacht van schoenmaker uitoefenden. Het verdwijnen van dit ambacht aan dit paadje, alsmede het standsgevoel van de latere villabewoners heeft een rol gespeeld bij de naamswijziging.
Korenmolen 'De Erfgooier' aan de Boomberglaan. 
Het stukje Boomberglaan vanaf de Vaartweg de heuvel op, werd ook wel Molenpaadje genoemd in verband met de loop van het paadje als oprit naar de korenmolen 'De Erfgooier' (van Jacob van Dompselaar). De molen, eerst draaiend op windkracht en later vervangen door stoomkracht, werd op 5 oktober 1920 afgebroken.

(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

Bonnikestraat.

De straat is genoemd naar Paul Maria Bonnike, geboren 5 augustus 1923 te Hilversum. Verzetsstrijder. Bonnike woonde in de Steijnlaan 6, later op de 's-Gravelandseweg 101. Hij is vermoedelijk overleden op 24 april 1945 in Duitsland in een concentratiekamp. Hij nam deel aan het studentenverzet.
Voor 1956 was het Van den Hulstraat.

(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

maandag 20 december 2010

Blijdensteinlaan.

Genoemd naar Benjamin Willem Blijdenstein (1839-1914).
Blijdenstein vestigde zich in 1881 te Hilversum. In zijn hoedanigheid van directeur van de Twentsche Bank  bekleedde hij een voorname plaats in de financiële wereld.
Hij was destijds eigenaar van een groot aantal landerijen langs de 's-Gavelandseweg.
Hij bewoonde 'Huize Vogelenzang' aan de 's-Gravelandseweg, waar de later aangelegde wegen ter herinnering de namen Blijdensteinlaan en de Laan van Vogelenzang hebben gekregen.

Huize 'Vogelenzang' aan de 's-Gravelandseweg.
Hij was initiatiefnemer tot het aanleggen van het gelijknamige Pinetum (naaldbomen-verzameling) tussen de Van der Lindenlaan en de Jonkerweg. Het Pinetum is eigendom van de gemeente Amsterdam en thans in beheer bij de gemeente Hilversum onder wetenschappelijke begeleiding van de Universiteit van Amsterdam. Het wordt gerekend tot de belangrijkste verzamelingen naaldbomen in Europa.

Blijdensteinlaan: weergeven op een grotere kaart.

Voor de lokale gemeenschap is Blijdenstein een figuur van bijzondere betekenis geweest. Zowel in het openbare als in het verenigingsleven vervulde hij een belangrijke rol. Hij behoorde tot de oprichters van de Centrale Raad voor Hulpbetoon en Armenzorg (1903). Door enige aanzienlijke schenkingen aan de gemeente maakte hij de oprichting mogelijk van het Verzorgingshuis 'De Egelantier' (1911).
Ook werkte hij met kracht mee aan verschillende andere instellingen in het belang van het geestelijk en stoffelijk welzijn van zijn plaatsgenoten. Van 1893 tot 1899 had hij zitting in de gemeenteraad.
Als waardering voor zijn leven en werken ten dienste van de maatschappij en medemens in plaatselijk verband, werd op 4 maart 1955, bij de ingebruikstelling van het Gulden Boek der gemeente Hilversum, zijn naam daarin opgenomen.

(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

zondag 19 december 2010

Biersteeg.

De Biersteeg dankt zijn naam aan een destijds aan deze steeg gelegen 18-de eeuwse bierstekerij van Jan Alberts, slijter aan de Groest, hoek Biersteeg. De bierstekerij lag aan de zuidzijde van de Biersteeg, nabij de Groest en werd rond 1828 opgeheven. Onder een bierstekerij wordt 'het overtappen of bottelen van bier' verstaan.of een 'grote bierkelder'
Biersteeg.
Volgens overlevering zou de Biersteeg in vroegere jaren het begin zijn geweest van de route om bier, dat in de stad Utrecht zwaarder werd belast dan elders, daarheen te smokkelen.

Biersteeg: weergeven op een grotere kaart.



De Biersteeg heette tot 1876 Brugsteeg.


(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

zaterdag 13 november 2010

Expohal.

De Expohal stond in 1958 in Brussel tijdens wereldtentoonstelling als Paviljoen van de Britse Industrie. Het opmerkelijke gebouw was rondom voorzien van glaspuien. Het had een parapludak waardoor het van binnenuit gezien een bijzonder architectuur had.


De Expohal (toentertijd de hal van de  British Industry) op de wereldtentoonsterlling van Brussel in 1958.
Het gebouw werd na de wereldtentoonstelling te koop aangeboden. Een buitenkans voor Hilversum, dat in die tijd kampte met een groot tekort aan overdekte sportaccommodatie.


Het toenmalige gemeentebestuur trad slagvaardig op. Burgemeester Boot ging naar Brussel. Hij kocht de Expohal voor Hilversum. Na de wereldtentoonstelling werd het gebouw gedemonteerd en naar Hilversum vervoerd en weer gemonteerd. 


De Expohal in Hilversum.
Dezelfde burgemeester assisteerde op 12 oktober 1960 prinses Irene bij de officiële opening van het gebouw dat toen de naam Expohal kreeg. 'Welk een feestelijke aanblik, die prachtige majestueuze hal, met zijn weelde van licht, die de strakke contouren extra beklemtoont', schreef het blad Wij in Hilversum.


Expohal: weergeven op een grotere kaart.


Schrijver dezes heeft, als jongeman, tijdens een schoolreis naar de wereldtentoonstelling in Brussel in deze hal rondgeneusd. Een paar jaar later in dezelfde hal in Hilversum fanatiek aan sport gedaan.

zaterdag 6 november 2010

Jan van Beierenstraat.

Jan van Beieren (1374-1425) was graaf van Holland en heer van Gooiland. Hij was elect- (niet als zodanig gewijd) bisschop van Luik (1389-1418), ruwaard (regent) van Holland en Zeeland en werd in 1397 hertog van Beieren-Straubing.
Hij verleende op 4 maart 1424, als graaf van Holland, Hilversum de eigen rechten (zelfstandigheid).
Jan van Beieren (Jan zonder Genade).
 ‘Om menigen trouwen dienste wille, die ons goede luyde van Hilfershem onsen voirvaders en ons menichwerve gedaan hebben, en wilt God ook noch doen sullen’.
Hilversum werd een afzonderlijke rechtsgemeenschap door de aanstelling van schout en schepenen. Dit als tegemoetkoming voor de ellende, die een oorlog tussen Holland en het Sticht (Utrecht) van 1420 tot 1422 in Hilversum had teweeggebracht.


Jan van Beierenstraat: weergeven op een grotere kaart.


De nadere regeling van de banscheiding (grens) tussen Laren en het nieuwe dorp werd bepaald in 1428. De oude banscheiding, door een aarden dijk vastgelegd, bestaat nog voor een gedeelte. Dit ‘oudste monument van Hilversum’ is voor geoefende ogen te zien op de grote heide tussen Hilversum en Laren. De stichtingsbrief van Hilversum en de afzonderlijke akte van de grensregeling van 1428 berusten in het Streekarchief en hebben dus de grote brand van 1766 overleefd, hetgeen te danken is aan buurmeester Hendrik de Blinde, die de stukken uit het in de brand geraakte Regthuys aan de Kerkbrink wist te redden.   
(Uit: ‘Straatnamenboek van Hilversum’.)

Bakkerstraat.

Dankt de naam en het ontstaan aan bakker J.M. van Dongen, die aan het eind van de 19-de eeuw zijn bakkerij aan de Kleine Drift nr. 27 had.


Kleine Drift: weergeven op een grotere kaart.


Omstreeks 1890 begon de firma Van der Horst en De Heus aan het Stationsplein een zadelmakerij. De firmanten brachten hun eigen personeel mee. Voor deze arbeiders liet bakker Van Dongen een aantal huizen bouwen.
Bakkerstraat.
Het (brood)mes sneed aan twee kanten: hij ontving wekelijks de huur en de zadelmakers werden tegelijkertijd zijn klanten. De straatnaam is op verzoek van bakker Van Dongen door de gemeenteraad vastgesteld.
(Uit: ‘Straatnamenboek van Hilversum’.)

vrijdag 5 november 2010

Badhuislaan.

Dankt zijn naam aan de oorspronkelijke loop naar de voormalige bad- en zweminrichting gelegen langs de Oude Haven, onderaan het talud. De bad- en zweminrichting werd in 1885 aangelegd door Gerrit-Jan Schoterman, van oorsprong gymnastiekleraar in Amersfoort.

Openluchtbad rond 1886.
Het openluchtbad werd in 1898 weer gesloopt. In 1912 werd in de Badhuislaan op nr. 95 de Hilversumse Bad- en Zweminrichting gevestigd.


Bad- en zweminrichting rond 1913.
Het gebouw is thans in gebruik als kerk van het Apostolisch Genootschap.


Badhuislaan: weergeven op een grotere kaart.


(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

Kermis in Hilversum.

Lange voorgeschiedenis.

Het zal de bezoekers aan het Hilversumse centrum niet zijn ontgaan, er is weer kermis. Deze kermis kent een lange voorgeschiedenis met soms roerige momenten. Toen de kermis in 1899 door de gemeenteraad werd afgeschaft, liepen de gemoederen onder de burgers zo hoog op dat één van hen dat met de dood moest bekopen.
‘Ampart’
In de 19e eeuw was er buiten de jaarlijkse kermis maar weinig gelegenheid tot ontspanning. De wevers maakten lange werkdagen van soms wel zestien uur om daarna nog eens hun schrale lapje grond te bewerken. De schaarse vrije tijd werd veelal in de kroeg doorgebracht, maar voor de kermis ontzegden de Hilversummers zichzelf veel. In vele weversgezinnen legde men het gehele jaar door elke week een paar centen van het schamele loon 'ampart' om er een groot feest van te maken. En bleek het bedrag uiteindelijk onvoldoende dan werd een bezoek aan ‘Ome Jan’, de bank van lening in de Kerkstraat niet geschuwd.

'Ome Jan' aan de Kerkstraat rond 1900.
De kermis: voor tal van Hilversummers in de 19e en de 20e eeuw was ze hèt evenement van het jaar.
‘Bandeloos’
Bezadigde dorpelingen ergerden zich echter aan 'de bandeloze lichtzinnigheid' van de kermisbezoekers, want menigeen ging zich te buiten aan overmatig alcoholgebruik in de kroegen rond de kermis. In 1899 besloot de gemeenteraad om die reden de kermis, die toen al op de Groest werd gehouden, af te schaffen. Dat zette echter kwaad bloed bij een groot deel van de bevolking. Op die 22e augustus – dat zou anders de eerste kermisdag zijn geweest – hing er iets onheilspellends in de lucht. De bevolking klonterde samen op de Allemansbrug, een geliefd verzamelpunt op de hoek van de Groest en de Kerkstraat.
Verhit.
Iedereen had het over het niet doorgaan van de kermis. De gemoederen raakten zo verhit dat er relletjes ontstonden. Men hitste elkaar op en het duurde niet lang of er brak een compleet oproer uit. De boze Hilversummers trokken naar het Suzannapark, waar de toenmalige burgemeester J.C. Gülcher woonde. Alle ruiten van zijn woning moesten eraan geloven. Dat gebeurde vervolgens ook met de ramen van de woning het raadslid Passtoors in de Herenstraat.
Blanke sabel.
Aanvankelijk slaagde de gealarmeerde politie er nog in om de menigte met de blanke sabel uiteen te drijven, maar toen ook de meeste winkelruiten in het centrum werden vernield stond het kleine politiekorps machteloos. De te hulp geroepen schutterij kon ook weinig uitrichten, temeer daar verschillende schutters liever thuis bleven en de boete betaalden dan dat zij hun gezin in benarde omstandigheden achterlieten.
Met scherp.
Toen er op de 23ste augustus opnieuw relletjes ontstonden, verscheen er plotseling een afdeling dragonders uit Naarden. Zij werden later bijgestaan door infanteristen uit Amersfoort. De staat van beleg werd afgekondigd, samenscholingen werden ten strengste verboden. Het rumoer nam alleen maar met de minuut toe. Vrouwen haalden stenen uit de straat en droegen die in hun schort naar de mannen die ze naar de militairen gooiden. Toen één van hen door een steen werd verwond, schoten zijn kameraden opeens met scherp.
Dode.
Bij dokter Niemeyer in de Stationsstraat werden zeven gewonden naar binnen gebracht. Twee met een sabelhouw, de anderen hadden kogelwonden. Er viel zelfs een dode. Een jongeman, die uit nieuwsgierigheid een kijkje kwam nemen, werd in zijn hoofd geraakt door een verdwaalde kogel. Uiteindelijk keerde de rust weer. Op 7 augustus 1900 besloot de gemeenteraad met negen stemmen voor en vijf tegen tot 'wederinvoering' van de jaarlijkse kermis.
‘Bacchanaal’
Toch moesten de gegoede burgerij en ook de kerken niets hebben van dit 'bacchanaal' en ‘schouwspel van zedeloosheid’. Die tegenstanders kregen in 1920 nog een keer hun zin. De gemeenteraad besloot andermaal om de kermis te verbieden. Het succes was echter van korte duur. Toen niet lang daarna de tekorten op de begroting van het nieuwe Sportpark opliepen, werd de kermis – nu onder de naam Lunapark – in ere hersteld.

Het Lunapark.
(Bron: Streekarchief.)

donderdag 4 november 2010

Burgemeester Andriessenstraat en Schoutenstraat.

Genoemd naar Barend Andriessen (1781-1851), in 1816 tot schout van Hilversum benoemd, welke titel in 1825 werd vervangen door die van burgemeester. Hij bekleedde dit ambt tot 1850. Andriessen woonde aan het Brinkwegje op de hoek van de brink bij de huidige Schoutenstraat/Kerkstraat, toen ‘Brink van Doets’ genoemd. Dit straatje/steegje werd in 1829 officieel naar hem (zijn ambt) genoemd: Schoutsteeg (later Schoutenstraat). Omdat de naam Andriessen niet tot uitdrukking kwam in die straatnaam, werd in 1954 een zijstraat van de Albertus Perkstraat naar deze eerste burgemeester van Hilversum genoemd.


Woning Barend Andriessen hoek Kerkstraat/Schoutenstraat rond 1903.
De Schoutenstraat dankt haar naam aan het feit dat Barend Andriessen, die van 1816 tot 1825 schout van de gemeente was, op het brinkje op de hoek van de tegenwoordige Schoutenstraat/Kerkstraat heeft gewoond. In dat laatstgenoemde jaar werd de titel van schout vervangen door die van burgemeester. Barend Andriessen was burgemeester tot 1850. Alhoewel de functie van Barend Andriessen in 1825 reeds met burgemeester werd aangeduid, werd de oude benaming van schout in de straatnaam vastgelegd.


Brinkjes: weergeven op een grotere kaart.


De Schoutenstraat werd vroeger ‘Brinkwegje’ genoemd en heette van 17 november 1829 tot 2 mei 1876 ‘Schoutsteeg’. Lang vóór 1816 werd de Schoutenstraat in de volksmond Schout Jan Aartszoonsteeg genoemd, naar de eerste schout van Hilversum (1427-1429).
Het Brinkwegje liep van de brink van de Kerkstraat naar die van de ’s-Gravelandseweg. Dankt de naam aan de ligging tussen twee brinkjes, nl. de ‘Brink van Doets’, tegenwoordig meestal het pleintje voor C&A genoemd en de 'Brink van Hafkenscheid', waar nu de Hilversumse kei ligt.
Het 'Brinkje van Doets' werd in de volksmond gebruikt, vanwege grutter Pieter Doets, die zijn grutterij had op de hoek van de Koornstraat en de Kerkstraat.


(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum'.)

woensdag 3 november 2010

Achterom.

Het Achterom loopt van de Jan van Beierenstraat naar de Emmastraat, met - ter hoogte van de Roosendaalstraat/St. Annastraat/Kerklaan - een zijtak naar de Schapenkamp. 


Daar de Groest in vroeger tijd veel waterlast kende, meed men deze en nam het Achterom. De naam bevat dus een plaatsbepaling ten opzichte van de Groest.


Achterom: weergeven op een grotere kaart.

Bij de aanleg van de Schapenkamp is bebouwing gesloopt, waaronder een deel van het Achterom.


Achterom 1967.
Een ander deel van het Achterom werd omgedoopt tot Schapenkamp. Daardoor zijn slechts de omschreven delen overgebleven. Slechts het deel tussen de St. Vitusstraat en de Emmastraat heeft bebouwing aan beide zijden; de zijtak heeft die helemaal niet en de rest alleen aan één zijde. Voor de aanleg van de Schapenkamp liep het Achterom van de Stationsstraat naar de Emmastraat en kende aan beide zijden bebouwing. In 1874 werd het Achterom 'Achteraf of om' genoemd. Heette van 17 november 1829 tot 2 mei 1827 gedeeltelijk 'Hulsweg' en gedeeltelijk 'Boschweg'. Op 13 maart 1975 werd het noordelijk gedeelte van het Achterom gewijzigd in 'Schapenkamp'.


(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

maandag 1 november 2010

Beatrixtunnel.

Op 27 augustus 1935 besloot de gemeenteraad tot het bouwen van de tunnel onder de spoorlijn. De bouw vond plaats van 1936-1938. De tunnel werd geopend op 25 april 1938.


Opening Beatrixtunnel op 25 april 1938.
Het eerdere tunnelplan van 1906 was niet uitvoerbaar. Er werd wel in 1910 bij de Stationsstraat een tijdelijke voetgangersbrug over het spoorwegemplacement aangelegd (in 1964 afgebroken).

Beatrixtunnel: weergeven op een grotere kaart.


De Beatrixtunnel heette van 4 oktober 1941 tot 7 mei 1945 Tunnel. Naar een besluit van 4 oktober 1941 door de toenmalige burgemeester (Ernst Johannes Baptista Maria von Bönninghausen tot Herinkhave), die tijdens de Duitse bezetting vanaf 1september 1941 tevens de werkzaamheden van de gemeenteraad kreeg toebedeeld tot aan de Bevrijding.

Voetgangersbrug rond 1915.

(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

Anna's Hoeve.

Genoemd naar de 19-de eeuwse boerenwoning, die in 1897 in opdracht van Rudolf Willem Jan Cornelis van den Wall Bake na een brand werd herbouwd. De boerenwoning werd later theeschenkerij. Het landgoed (voorheen eigendom van genoemde Van den Wall Bake) werd in 1931 door de gemeente gekocht van jonkheer ir. J.A. van Kretschmar van Veen, oud-directeur-generaal van de Maatschappij tot Exploitatie van staatsspoorwegen ('S.S.'), oudlid van de
Directie Belangengemeenschap S.S./H.IJ.S.M. Deze jonkheer woonde zef op 'Heidepark' aan de Soestdijkerstraatweg, zij het slechts kort. Nog voor de feitelijke overdracht van Anna's Hoeve is hij overleden.


Anna's Hoeve: weergeven op een grotere kaart.


De aankoop van Anna's Hoeve vond plaats in een tijd van grote economische misère. Als project voor de werkverschaffing werd het ongecultiveerde gebied veranderd in een soort wandelpark met vijvers en heuvels. De vijvers werden in de dertiger jaren gegraven om het gezuiverde rioolwater af te voeren voor verdamping en bezinking om daardoor het overbelaste Wasmeergebied te ontlasten.

Anna's Hoeve.
Door het graven van een vijver tegenover de huidige uitspanning is door het vrijgekomen zand de 'berg' ontstaan. Deze heuvel, ongevaar 24 boven N.A.P., werd daarna beplant. In de hongerwinter (1944-1945) werden door de Hilversumse burgerij honderden jonge bomen afgezaagd en was Anna's Hoeve weer een kale vlakte. Spoedig na 1945 werd de herbebossing ter hand genomen. De vijvers hebben momenteel de functie als verzamelplaats voor regenwater. 


(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.') 

dinsdag 26 oktober 2010

Oude Amersfoortseweg.

In een 'Staat' van 1562 wordt deze weg 'Den amersfoerse wech' genoemd. Deze weg had blijkens de 'Staat der wegen' (van vóór 1852) als eerste functie die van verbindingsweg.


Oude Amersfoortseweg: weergeven op een grotere kaart.


Het woord 'Oude' geeft al aan, dat deze weg aan het begin van de vorige eeuw reeds zijn oorspronkelijke functie had verloren door de aanleg van een andere weg, namelijk de Amersfoortscheweg/Straatweg, thans Soestdijkerstraatweg.


Melkfabriek Oude Amersfoortseweg rond 1911.
De Oude Amersfoortseweg was ten oosten van de spoorweg Hilversum-Utrecht tot 1926 nagenoeg geheel onbebouwd; er waren toen alleen de R.K. kweekschool, de melkfabriek en enkele huiisjes. Bij de Emmastraat stond reeds een aantal villa's.


(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

De Hilversumse kei.

Bij de aanleg in 1921 van het fietspad van de Crailosebrug naar het St. Janskerkhof te Laren ontdekte men bij toeval in de bodem een kei, die ongeveer 13.000 kilo woog: een 'zwerfkei', die tijdens het ijstijdperk van de Skandinavische rotsen was losgeraakt en met de ijsmassa's naar het Gooi was meegevoerd.




Aardjesberg: weergeven op een grotere kaart.

Reeds in 1428 kreeg de kei de functie van grenssteen. Toen namelijk maakte Splinter van Nijenrode, baljuw van Naarden en vertegenwoordiger van de landsheer (hertog Jan van Beieren) een scheiding tussen de gronden van Hilversum en Laren. Later verdween de steen weer onder zand en heide, tot op het moment dat het fietspad, zoals eerder vermeld, werd aangelegd.  

De kei op de 's-Gravelandseweg.
Op 13 augustus 1921 werd de kei met veel fanfare en feestelijkheden van de hei naar het centrum gebracht. Dit transport werd bekostigd en met eigen materiaal uitgevoerd door Floris Vos, de bekende directeur en aandeelhouder van de 'Melkerij Hofstede Oud-Bussem' in Naarden en voorvechter van de Erfgooiers.

De kei kreeg de naam 'De Zwerver'. Thans ligt de kei op het pleintje (brinkje) aan de 's-Gravelandseweg.

(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

zondag 24 oktober 2010

De eerste gasfabriek in Hilversum.

In de archieven onzer gemeente wordt van straatverlichting voor het eerst melding gemaakt in 1850, toen door het Gemeentebestuur een overeenkomst werd gesloten met F. Soek voor het verlichten van de gemeente met lantaarns. Het verlichten van straten en wegen geschiedde met olielampen, tot der oprichting van een gasfabriek. Op de eerste gegadigde, A.B.H.N. Hasselaer, die zich in 1857 meldde werd niet ingegaan.


In november 1859 kwamen aanvragen voor hetzelfde doel van J.P.W.A. van Dorp te Amsterdam en ook van C.M.A. Hafkenscheid te Amersfoort.


Door Gedeputeerde Staten werd goedkeuring gehecht aan dit voor Hilversum gewichtige Raadsbesluit van 14 maart 1860, waarin men uiteindelijk den heer Christiaan Michiel Antonius Hafkenscheid, als laagsten inschrijver, vergunning verleende de verlichting van straten en wegen met 40 lantaarns voor loopend steenkoolgaz en 10 lantaarns voor olie, te doen laten branden gedurende 1200 uren 's jaars.


De Koninklijke goedkeuring tot het oprichten der gasfabriek volgde en op 16 mei werd de overeenkomst door partijen getekend.


De teekeningen der fabriek moesten door Burgemeester en Wethouders vóór den bouw worden goedgekeurd. De gemeente had het recht, bij beëindiging van het contract de fabriek met al het materieel over te nemen tegen taxatieprijs. De hoofdbuizen buiten de stad zouden van gegoten ijzer zijn, behoorlijk in elkaar geplaatst en volkomen gasdicht gemaakt. Het gas moest zijn 'loopend steenkoolgaz, zuiver wit brandend, zonder reuk of walm, van de beste hoedanigheid, vrij van ammoniak en zwavelverbindingen'. De gasvlammen moesten hebben 'eene hoogte van minstens 6, eene breedte van minstens 8 duimen. Het lichtvermogen gelijkstaande met dat van 12 waskaarsen van 12 in een pond'.
De concessionaris zou niet anders dan met cokes mogen stoken en verplichtte zich, particulieren, die zulks verlangden, van gas te voorzien, tegen een maximumprijs van fl. 6 per 1000 Engelsche kubieke voeten.


De Raad besloot op 17 juli 1860 als eindpunten van het buizennet te bepalen: aan het Moleneind het Postkantoor, aan het Loosdrechtse eind over Tijmen v.d. Heijden, aan het Veeneind de Wed. van Veerssen, aan het 's-Gravelandse eind tolhek te Kloese.


Eerste gasfabriek: weergeven op een grotere kaart.




Als terrein voor de te bouwen fabriek was aangewezen Sectie F, No. 656.


Hafkenscheid liet er geen gras over groeien en kocht een stuk akkerland aan de Neuweg, op de hoek van de Koningsstraat. De plek was goed gekozen: een paar honderd meter buiten de toenmalige bebouwde kom en omringd door akkers, dus zonder bezwaar van omwonenden. De haven aan het eind van de Gooise Vaart, bij de Havenstraat, maakte gemakkelijke aanvoer van de benodigde steenkool per schip mogelijk. De akker, die 3880 vierkante meter groot was, was daarvoor eigendom geweest van de weduwe van Hendrik Veerssen, in leven logementhouder van de Gouden Leeuw aan de Veerstraat, later aan de Emmastraat nabij de Oude Amersfoortseweg. Hafkenscheid betaalde f 600 voor het stukje grond.   


De fabriek werd geopend op 15 oktober 1860.


(Uit: 'Gedenkboek Hilversum 1424-1924'.)


Het bestaan van deze fabriek heeft geduurd tot 1885, toen men begon met de exploitatie van een nieuwe gasfabriek op het terrein achter de Kleine Drift op de hoek van de Minckelersstraat en de Jan van der Heijdenstraat.

zaterdag 23 oktober 2010

Melkpad.

Had oorspronkelijk de functie van pad, waarlangs de boeren hun akkers bereikten en hun melk vervoerden van de Hilversumse Meent en de weilanden bij de Gooise Vaart naar hun boerderijen. Vooral gebruikt door de boeren van de boerderijen om het brinkje aan het Naarder eind. Het Melkpad was dan ook oorspronkelijk het begin van de Melkweg naar de Hilversumse Meent.

Melkpad.
 Het Melkpad kreeg blijkens de 'Staat der wegen' de functie van voetpad. Het lage huis aan het Melkpad nr. 27 op de hoek van het Noordse Bosje herinnert in de naamgeving 'Akkerzicht' aan de ligging van het Melkpad aan de rand van de (toentertijd) bebouwde kom. Dat deze woning oorspronkelijk het tuinhuisje bij villa 'Lindenheuvel' zou zijn, wordt door autochtone Hilversummers tegengesproken.


Melkpad: weergeven op een grotere kaart.


De aan het Melkpad gelegen oud-katholieke kerk, in een soort Italiaanse renaissancestijl, werd in 1889 door P.A. Weeldenburg gebouwd. Het witte Christusbeeld in het front van de kerk is van S. Miedema. De dominerende koepel van de kerk heeft een zekere allure. Deze oud-katholieke kerk is evenals de R.K. kerk aan de Schapenkamp/Emmastraat gewijd aan de heilige Vitus en heet dan ook St. Vituskerk. 


(uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

donderdag 21 oktober 2010

Bestrating Groest 1850.

Uit de kleine Hilversumse kroniek van 1850.
(Samengesteld op grond van de bewaarde notulen van de gemeenteraad.)

1 januari: Het aantal inwoners bedraagt 5.500.
1 maart: Er is een aanbiedingsbrief binnengekomen van keienleveranciers in Rotterdam in verband met de bestrating van de Groest.
1 mei: Besloten wordt tot aanbesteding van de bestrating van de Groest.
8 mei: In een brief aan de gouverneur (de Commissaris des Konings) wijst het gemeentebestuur op de noodzaak van bestrating van de Groest. Nodig zijn 228.000 moppen van de Waal (fl. 2280) over een lengte van 525 el (1 el = 60 cm) en een breedte van 4,25 el. Het totale bedrag zal (inclusief rijlonen) fl. 3190 worden. Maar er zijn ook fl. 1500 inkomsten, waaronder fl. 764 van belanghebbenden en fl. 211 voor de verkoop van hout.
16 mei: De leverantie van stenen voor de bestrating van de Groest wordt aanbesteed.
8 juni: Het Raadslid Jhr. J.W. Janssens deelt mee dat de aannemer van de bestrating van de Groest zijn werk niet goed verstaat. Janssens wil dat het werk overgedaan wordt door J. Groenhuizen.
17 juli: Na afloop van de vergadering zijn burgemeester en leden aanwezig bij het leggen van de laatste steen op de Groest.
11 december: De burgemeester geeft een overzicht van de financiële toestand als grondslag voor de beraadslagingen over de Begroting 1851. Er moet bezuinigd worden op het onderhoud van gebouwen, wegen, bruggen, brandspuiten, scholen en op de kosten voor de doorgraving van de Vaart. Men wil daarmee een buitengewone uitgave van fl. 1500 dekken voor de bestrating van de Groest en het nadelig saldo van fl. 506,28 van de voorgaande dienst. Twee omstandigheden hebben de kosten voor de bestrating van de Groest verhoogd: de ziekte van de rijksopzichter Kaptijn tengevolge waarvan oponthoud ontstond en herstel van verkeerd werk nodig was en de noodzaak tot meerdere uitgraving voor een goede waterafloop.

(uit: 'Hilversum anno 1850 van de Hilversumse historische kring Albertus Perk.' )


Groest: weergeven op een grotere kaart.

De naam Groest.


'Groes' = 'groeze', dat 'groene, drassige weide' betekent. Ten tijde van Jan van Beieren (1373-1425) lag in de omgeving van de tegenwoordige Groest een moerassige vlakte, die later Groeze werd genoemd. Er liep een groep (greppel) door, waardoor het overtallige regenwater, dat bij stortbuien van de heuvels afstroomde, van het dorp werd afgevoerd. De Groest is breed, omdat deze van ouds een reservoir moest zijn voor de opvang de grote hoeveelheden water. Het overtollige water werd dan weer via de Spuisteeg (let op de naam) naar de Kampstraat 'gespuid'. Het kruispunt Groest-Kerkstraat-Spoorstraat werd vroeger Allemansbrug genoemd.

De Allemansbrug.
Het was een geliefde plaats voor jong en oud om elkaar te ontmoeten voor een praatje of 'om zo maar te staan'. Op deze en andere plaatsen op de Groest werden gietijzeren kokers met afneembare dekplaten aangebracht om het water uit de goten van de Groest en de Kerkstraat te kunnen afvoeren. Deze kokers werden bruggen genoemd.
 
Bestrate Groest met koeienmarkt in 1903. Tekening van M. Betlem.
Van 1877 tot 1931 werd op de Groest de veemarkt gehouden; in dat laatste jaar verhuisde de markt naar het Langgewens(ch)t. De Groest heette van 17 november 1829 tot 2 mei 1876 Groost

De branden van 1725 en 1766.

In de loop der eeuwen is Hilversum niet gespaard gebleven voor rampen en tegenspoed. Behalve door plunderingen tijdens oorlogen en vijandelijke invallen, werd het dorp een paar keer door een grote brand geteisterd. Op 30 april 1725 ontstond brand in een huis aan de Groest, waar men een bruiloft aan het vieren was. De brand sloeg weldra over op de huizen in de omgeving. In totaal werden 60 huizen verwoest en kwamen twee kinderen in de vlammen om.
Groest 110 voormalig slagerij Levie, hier zouden beide branden zijn ontstaan.
Nog ernstiger zou Hilversum getroffen worden door een tweede brand op 25 juni 1766, volgens overlevering in hetzelfde huis. Bij het smelten van vet was de vlam in de ketel geslagen met het noodlottige gevolg dat het achterhuis in brand raakte. Een stevige oostenwind deed de vlammen, gretig voedsel vindend in de rieten daken van de woonhuizen, binnen afzienbare tijd van huis tot huis overslaan. Door gebrek aan blusmiddelen was de enorme brand niet te beteugelen. 

Kerk en rechthuys na de brand in 1770 van Writs.

Zelfs de kerk, de pastorie en het rechthuys werden een prooi der vlammen. Binnen vier uur tijd was de vernieling van 157 huizen en 46 schuren het rampzalige resultaat. Merkwaardigerwijs bleef het huis waar de brand uitbrak grotendeels behouden. 
Ter leniging van de nood, werd in verschillende Hollandse steden een inzameling gehouden, die vooral in Amsterdam een groot resultaat opleverde. Als gevolg van die verschrikkelijk brand gold jarenlang een verbod in Hilversum huizen met rieten daken te bouwen; ook mocht men lange tijd niet met een pijp vlak langs de huizen gaan.
  
(uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

maandag 18 oktober 2010

De Gijsbrecht van Amstelstraat in de loop der jaren.

door G. van Bokhorst.


In 1924 bij het 500-jarig bestaan van Hilversum bezocht koningin Wilhelmina en de vijftienjarige prinses Juliana het feestvierende Hilversum.


Op het einde der vorige eeuw was de Koningsstraat - oudtijds het Krakebeen genoemd - de uiterste zuidgrens van het dorp. Op het hoogt van de Taludweg, toen nog maar een mul en vaak modderig zandpad naar het Rooie Dorp, was bij helder weer de Utrechtse Dom heel duidelijk zichtbaar.


Het Rooie Dorp.

Buurt (32) in de wijk Zuidwest in Hilversum.
Buurtgrenzen (beginnend bij oostelijke grens, met de klok mee):
Loosdrechtseweg - Gijsbrecht van Amstelstraat - Gooise Vaart.
Het oorspronkelijke, kleinere, Rode Dorp bestond uit 76 woningen, opgericht door de Hilversumsche Bouwvereniging in de periode 1868-1880.
De woningen waren bestemd voor de arbeiders van de in 1868 opgerichte Hilversumsche Stoom Spinnerij en Weverij (HSSW).
De huizen werden gebouwd in 2 blokken tussen Bodemanstraat-Loosdrechtseweg-Heidestraat-Reestraat.
De naam Rooie Dorp komt òf van de rode dakpannen òf van het door de straten stromende rode (verf)water afkomstig van de fabriek.
Van de 19e eeuwse arbeiderswoningen zijn er nog enkele aanwezig.


Arbeiderswoningen aan de Bodemanstraat rond 1970.
De Hilvertsweg liep vanaf de haven een eindje de hei in en de Neuweg was slechts tot aan de Koningsstraat bebouwd. Als de boer, die op het Hoogt van 't Kruis woonde, 's avonds zijn licht ontstak kon men dat ter hoogte van het Kantongerecht goed zien. In het verlengde van dit korte stukje Neuweg bouwde men in 1895 in de rimboe een rij huizen die de naam Lombok kreeg. Wie daar naar toe moest mocht wel brood en koffie meenemen. Zó ver lag deze buurtschap buiten de bebouwde kom, begrijpt men? Voorbij dit Lombok was de bloemisterij van F. Schut met een vrij en ruim uitzicht naar het Hoogt van 't Kruis en Loosdrecht. Maar geleidelijk aan werd het dorpsgedeelte begrensd door Hilvertsweg, Neuweg en wat nu de Gijsbrecht is, volgebouwd. Alle straten werden naar bloemen genoemd en zo ontstond de 'Blommetjesbuurt'.

Het hoogt van het kruis: weergeven op een grotere kaart.

De Gijsbrecht was toen het eind van de bewoonde wereld. Toen kleermaker E. ten Harkel uit het Ruiterse Bosje naar de Gijsbrecht verhuisde vroeg menigeen zich schouderophalend af wat de man in deze negorij toch te zoeken had.


Dicht bij de Eikbosserweg stond eenzaam de boerderij van Nieuwenhuizen, die zijn koppel ganzen op een veldje bij de Silenestraat liet rondscharrelen. Van hieruit voerde een weg van wagensporen langs het Victoriaterrein, waarop nu de Wilhelminaschool staat, naar de Utrechtseweg. Tussen Bosdrift en Oude Loosdrechtseweg stond aan de rechterkant een rij hoge huizen en iets verder aan de linkerkant is een tweetal woninkjes die nu de nummers 257 en 259 hebben. Iets verder lag eenzaam de boerderij van J. van der Laak, weet men nog? Op de hoek van de Oude Loosdrechtseweg stond toen ook een rijtje hoge huizen, waarin o.a. de diamantbewerkers Nathans, Lopes Dias en Wagenfeld woonden. Zij haalden bij van der Laak hun melk en een maaltje groente voor niet al te duur. Deze taaie rooie rakkers hebben in de gemeenteraad nog een voorname rol gespeeld. Voorbij de Oude Loosdrechtseweg was dan nog de kwekerij van Peet en het voetbalveldje van 'Velox', de club van de 'Rooiedorpers'. Ook stond er nog het zogenaamde kruithuisje van de oude, roemruchte schutterij. Maar dat was dan ook hoopje al, want de rest was nog maagdelijk terrein: dries en hei zover het oog reikte. Het duurde echter niet lang of ook zuidelijk van de Gijsbrecht verrezen enkele rijen woningen en zo werd deze straat in de loop van een luttel aantal jaren het levendig en zeer gezellig middelpunt van het gehele Bloemenkwartier. In dit artikel willen wij ons verder beperken tot het oudste gedeelte, nl. dat tussen Neuweg en Bosdrift, waar ook de meeste winkels werden gevestigd.



De Gijsbrecht met betonplaten.
 Ouderen zullen zich nog herinneren dat er oudtijds in ons dorp verschillende diamantslijperijen waren. Bijvoorbeeld in de Liebergerweg, de Leeghwaterstraat, de Floralaan, de Kerklaan en op de hoek van Gijsbrecht en Hortensiastraat. Die brachten vele Amsterdammers naar Hilversum. Vooral in de Gijsbrecht woonden verscheidene diamantbewerkers. Zij verdienden grof geld: sommigen wel zo'n fl. 125 per week. En dat voor die tijd! Zij namen het er mirakel goed van, vooral wat eten en drinken betreft. Dat kon trouwens wel ook, want een pond schouderkarbonade (en wat voor vlees) kostte 35 cent, een pond runderlappen 45 cent. Biefstuk vond men toen al hoog aan de prijs liggen: een pond van de beste biefstuk van de haas kostte 90 cent. Kom daar vandaag de dag eens om! De diamantslijpers smeten met geld. Was één van hen dronken dan liet hij zich deftig in een rijtuig naar huis brengen, het kon niet op, man! En wat te zeggen van Dinges die op een tiende lot de honderdduizend trok; hij moest noodwendig een kristallen lamp van fl. 1200 kopen. Die lamp kwam hij zeker net nog tekort. Wie het breed heeft laat het breed hangen.


(Uit: 'Wij in Hilversum, 14-de jaargang no. 60, maart 1969'.)