dinsdag 26 oktober 2010

Oude Amersfoortseweg.

In een 'Staat' van 1562 wordt deze weg 'Den amersfoerse wech' genoemd. Deze weg had blijkens de 'Staat der wegen' (van vóór 1852) als eerste functie die van verbindingsweg.


Oude Amersfoortseweg: weergeven op een grotere kaart.


Het woord 'Oude' geeft al aan, dat deze weg aan het begin van de vorige eeuw reeds zijn oorspronkelijke functie had verloren door de aanleg van een andere weg, namelijk de Amersfoortscheweg/Straatweg, thans Soestdijkerstraatweg.


Melkfabriek Oude Amersfoortseweg rond 1911.
De Oude Amersfoortseweg was ten oosten van de spoorweg Hilversum-Utrecht tot 1926 nagenoeg geheel onbebouwd; er waren toen alleen de R.K. kweekschool, de melkfabriek en enkele huiisjes. Bij de Emmastraat stond reeds een aantal villa's.


(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

De Hilversumse kei.

Bij de aanleg in 1921 van het fietspad van de Crailosebrug naar het St. Janskerkhof te Laren ontdekte men bij toeval in de bodem een kei, die ongeveer 13.000 kilo woog: een 'zwerfkei', die tijdens het ijstijdperk van de Skandinavische rotsen was losgeraakt en met de ijsmassa's naar het Gooi was meegevoerd.




Aardjesberg: weergeven op een grotere kaart.

Reeds in 1428 kreeg de kei de functie van grenssteen. Toen namelijk maakte Splinter van Nijenrode, baljuw van Naarden en vertegenwoordiger van de landsheer (hertog Jan van Beieren) een scheiding tussen de gronden van Hilversum en Laren. Later verdween de steen weer onder zand en heide, tot op het moment dat het fietspad, zoals eerder vermeld, werd aangelegd.  

De kei op de 's-Gravelandseweg.
Op 13 augustus 1921 werd de kei met veel fanfare en feestelijkheden van de hei naar het centrum gebracht. Dit transport werd bekostigd en met eigen materiaal uitgevoerd door Floris Vos, de bekende directeur en aandeelhouder van de 'Melkerij Hofstede Oud-Bussem' in Naarden en voorvechter van de Erfgooiers.

De kei kreeg de naam 'De Zwerver'. Thans ligt de kei op het pleintje (brinkje) aan de 's-Gravelandseweg.

(Uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

zondag 24 oktober 2010

De eerste gasfabriek in Hilversum.

In de archieven onzer gemeente wordt van straatverlichting voor het eerst melding gemaakt in 1850, toen door het Gemeentebestuur een overeenkomst werd gesloten met F. Soek voor het verlichten van de gemeente met lantaarns. Het verlichten van straten en wegen geschiedde met olielampen, tot der oprichting van een gasfabriek. Op de eerste gegadigde, A.B.H.N. Hasselaer, die zich in 1857 meldde werd niet ingegaan.


In november 1859 kwamen aanvragen voor hetzelfde doel van J.P.W.A. van Dorp te Amsterdam en ook van C.M.A. Hafkenscheid te Amersfoort.


Door Gedeputeerde Staten werd goedkeuring gehecht aan dit voor Hilversum gewichtige Raadsbesluit van 14 maart 1860, waarin men uiteindelijk den heer Christiaan Michiel Antonius Hafkenscheid, als laagsten inschrijver, vergunning verleende de verlichting van straten en wegen met 40 lantaarns voor loopend steenkoolgaz en 10 lantaarns voor olie, te doen laten branden gedurende 1200 uren 's jaars.


De Koninklijke goedkeuring tot het oprichten der gasfabriek volgde en op 16 mei werd de overeenkomst door partijen getekend.


De teekeningen der fabriek moesten door Burgemeester en Wethouders vóór den bouw worden goedgekeurd. De gemeente had het recht, bij beëindiging van het contract de fabriek met al het materieel over te nemen tegen taxatieprijs. De hoofdbuizen buiten de stad zouden van gegoten ijzer zijn, behoorlijk in elkaar geplaatst en volkomen gasdicht gemaakt. Het gas moest zijn 'loopend steenkoolgaz, zuiver wit brandend, zonder reuk of walm, van de beste hoedanigheid, vrij van ammoniak en zwavelverbindingen'. De gasvlammen moesten hebben 'eene hoogte van minstens 6, eene breedte van minstens 8 duimen. Het lichtvermogen gelijkstaande met dat van 12 waskaarsen van 12 in een pond'.
De concessionaris zou niet anders dan met cokes mogen stoken en verplichtte zich, particulieren, die zulks verlangden, van gas te voorzien, tegen een maximumprijs van fl. 6 per 1000 Engelsche kubieke voeten.


De Raad besloot op 17 juli 1860 als eindpunten van het buizennet te bepalen: aan het Moleneind het Postkantoor, aan het Loosdrechtse eind over Tijmen v.d. Heijden, aan het Veeneind de Wed. van Veerssen, aan het 's-Gravelandse eind tolhek te Kloese.


Eerste gasfabriek: weergeven op een grotere kaart.




Als terrein voor de te bouwen fabriek was aangewezen Sectie F, No. 656.


Hafkenscheid liet er geen gras over groeien en kocht een stuk akkerland aan de Neuweg, op de hoek van de Koningsstraat. De plek was goed gekozen: een paar honderd meter buiten de toenmalige bebouwde kom en omringd door akkers, dus zonder bezwaar van omwonenden. De haven aan het eind van de Gooise Vaart, bij de Havenstraat, maakte gemakkelijke aanvoer van de benodigde steenkool per schip mogelijk. De akker, die 3880 vierkante meter groot was, was daarvoor eigendom geweest van de weduwe van Hendrik Veerssen, in leven logementhouder van de Gouden Leeuw aan de Veerstraat, later aan de Emmastraat nabij de Oude Amersfoortseweg. Hafkenscheid betaalde f 600 voor het stukje grond.   


De fabriek werd geopend op 15 oktober 1860.


(Uit: 'Gedenkboek Hilversum 1424-1924'.)


Het bestaan van deze fabriek heeft geduurd tot 1885, toen men begon met de exploitatie van een nieuwe gasfabriek op het terrein achter de Kleine Drift op de hoek van de Minckelersstraat en de Jan van der Heijdenstraat.

zaterdag 23 oktober 2010

Melkpad.

Had oorspronkelijk de functie van pad, waarlangs de boeren hun akkers bereikten en hun melk vervoerden van de Hilversumse Meent en de weilanden bij de Gooise Vaart naar hun boerderijen. Vooral gebruikt door de boeren van de boerderijen om het brinkje aan het Naarder eind. Het Melkpad was dan ook oorspronkelijk het begin van de Melkweg naar de Hilversumse Meent.

Melkpad.
 Het Melkpad kreeg blijkens de 'Staat der wegen' de functie van voetpad. Het lage huis aan het Melkpad nr. 27 op de hoek van het Noordse Bosje herinnert in de naamgeving 'Akkerzicht' aan de ligging van het Melkpad aan de rand van de (toentertijd) bebouwde kom. Dat deze woning oorspronkelijk het tuinhuisje bij villa 'Lindenheuvel' zou zijn, wordt door autochtone Hilversummers tegengesproken.


Melkpad: weergeven op een grotere kaart.


De aan het Melkpad gelegen oud-katholieke kerk, in een soort Italiaanse renaissancestijl, werd in 1889 door P.A. Weeldenburg gebouwd. Het witte Christusbeeld in het front van de kerk is van S. Miedema. De dominerende koepel van de kerk heeft een zekere allure. Deze oud-katholieke kerk is evenals de R.K. kerk aan de Schapenkamp/Emmastraat gewijd aan de heilige Vitus en heet dan ook St. Vituskerk. 


(uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

donderdag 21 oktober 2010

Bestrating Groest 1850.

Uit de kleine Hilversumse kroniek van 1850.
(Samengesteld op grond van de bewaarde notulen van de gemeenteraad.)

1 januari: Het aantal inwoners bedraagt 5.500.
1 maart: Er is een aanbiedingsbrief binnengekomen van keienleveranciers in Rotterdam in verband met de bestrating van de Groest.
1 mei: Besloten wordt tot aanbesteding van de bestrating van de Groest.
8 mei: In een brief aan de gouverneur (de Commissaris des Konings) wijst het gemeentebestuur op de noodzaak van bestrating van de Groest. Nodig zijn 228.000 moppen van de Waal (fl. 2280) over een lengte van 525 el (1 el = 60 cm) en een breedte van 4,25 el. Het totale bedrag zal (inclusief rijlonen) fl. 3190 worden. Maar er zijn ook fl. 1500 inkomsten, waaronder fl. 764 van belanghebbenden en fl. 211 voor de verkoop van hout.
16 mei: De leverantie van stenen voor de bestrating van de Groest wordt aanbesteed.
8 juni: Het Raadslid Jhr. J.W. Janssens deelt mee dat de aannemer van de bestrating van de Groest zijn werk niet goed verstaat. Janssens wil dat het werk overgedaan wordt door J. Groenhuizen.
17 juli: Na afloop van de vergadering zijn burgemeester en leden aanwezig bij het leggen van de laatste steen op de Groest.
11 december: De burgemeester geeft een overzicht van de financiële toestand als grondslag voor de beraadslagingen over de Begroting 1851. Er moet bezuinigd worden op het onderhoud van gebouwen, wegen, bruggen, brandspuiten, scholen en op de kosten voor de doorgraving van de Vaart. Men wil daarmee een buitengewone uitgave van fl. 1500 dekken voor de bestrating van de Groest en het nadelig saldo van fl. 506,28 van de voorgaande dienst. Twee omstandigheden hebben de kosten voor de bestrating van de Groest verhoogd: de ziekte van de rijksopzichter Kaptijn tengevolge waarvan oponthoud ontstond en herstel van verkeerd werk nodig was en de noodzaak tot meerdere uitgraving voor een goede waterafloop.

(uit: 'Hilversum anno 1850 van de Hilversumse historische kring Albertus Perk.' )


Groest: weergeven op een grotere kaart.

De naam Groest.


'Groes' = 'groeze', dat 'groene, drassige weide' betekent. Ten tijde van Jan van Beieren (1373-1425) lag in de omgeving van de tegenwoordige Groest een moerassige vlakte, die later Groeze werd genoemd. Er liep een groep (greppel) door, waardoor het overtallige regenwater, dat bij stortbuien van de heuvels afstroomde, van het dorp werd afgevoerd. De Groest is breed, omdat deze van ouds een reservoir moest zijn voor de opvang de grote hoeveelheden water. Het overtollige water werd dan weer via de Spuisteeg (let op de naam) naar de Kampstraat 'gespuid'. Het kruispunt Groest-Kerkstraat-Spoorstraat werd vroeger Allemansbrug genoemd.

De Allemansbrug.
Het was een geliefde plaats voor jong en oud om elkaar te ontmoeten voor een praatje of 'om zo maar te staan'. Op deze en andere plaatsen op de Groest werden gietijzeren kokers met afneembare dekplaten aangebracht om het water uit de goten van de Groest en de Kerkstraat te kunnen afvoeren. Deze kokers werden bruggen genoemd.
 
Bestrate Groest met koeienmarkt in 1903. Tekening van M. Betlem.
Van 1877 tot 1931 werd op de Groest de veemarkt gehouden; in dat laatste jaar verhuisde de markt naar het Langgewens(ch)t. De Groest heette van 17 november 1829 tot 2 mei 1876 Groost

De branden van 1725 en 1766.

In de loop der eeuwen is Hilversum niet gespaard gebleven voor rampen en tegenspoed. Behalve door plunderingen tijdens oorlogen en vijandelijke invallen, werd het dorp een paar keer door een grote brand geteisterd. Op 30 april 1725 ontstond brand in een huis aan de Groest, waar men een bruiloft aan het vieren was. De brand sloeg weldra over op de huizen in de omgeving. In totaal werden 60 huizen verwoest en kwamen twee kinderen in de vlammen om.
Groest 110 voormalig slagerij Levie, hier zouden beide branden zijn ontstaan.
Nog ernstiger zou Hilversum getroffen worden door een tweede brand op 25 juni 1766, volgens overlevering in hetzelfde huis. Bij het smelten van vet was de vlam in de ketel geslagen met het noodlottige gevolg dat het achterhuis in brand raakte. Een stevige oostenwind deed de vlammen, gretig voedsel vindend in de rieten daken van de woonhuizen, binnen afzienbare tijd van huis tot huis overslaan. Door gebrek aan blusmiddelen was de enorme brand niet te beteugelen. 

Kerk en rechthuys na de brand in 1770 van Writs.

Zelfs de kerk, de pastorie en het rechthuys werden een prooi der vlammen. Binnen vier uur tijd was de vernieling van 157 huizen en 46 schuren het rampzalige resultaat. Merkwaardigerwijs bleef het huis waar de brand uitbrak grotendeels behouden. 
Ter leniging van de nood, werd in verschillende Hollandse steden een inzameling gehouden, die vooral in Amsterdam een groot resultaat opleverde. Als gevolg van die verschrikkelijk brand gold jarenlang een verbod in Hilversum huizen met rieten daken te bouwen; ook mocht men lange tijd niet met een pijp vlak langs de huizen gaan.
  
(uit: 'Straatnamenboek van Hilversum.')

maandag 18 oktober 2010

De Gijsbrecht van Amstelstraat in de loop der jaren.

door G. van Bokhorst.


In 1924 bij het 500-jarig bestaan van Hilversum bezocht koningin Wilhelmina en de vijftienjarige prinses Juliana het feestvierende Hilversum.


Op het einde der vorige eeuw was de Koningsstraat - oudtijds het Krakebeen genoemd - de uiterste zuidgrens van het dorp. Op het hoogt van de Taludweg, toen nog maar een mul en vaak modderig zandpad naar het Rooie Dorp, was bij helder weer de Utrechtse Dom heel duidelijk zichtbaar.


Het Rooie Dorp.

Buurt (32) in de wijk Zuidwest in Hilversum.
Buurtgrenzen (beginnend bij oostelijke grens, met de klok mee):
Loosdrechtseweg - Gijsbrecht van Amstelstraat - Gooise Vaart.
Het oorspronkelijke, kleinere, Rode Dorp bestond uit 76 woningen, opgericht door de Hilversumsche Bouwvereniging in de periode 1868-1880.
De woningen waren bestemd voor de arbeiders van de in 1868 opgerichte Hilversumsche Stoom Spinnerij en Weverij (HSSW).
De huizen werden gebouwd in 2 blokken tussen Bodemanstraat-Loosdrechtseweg-Heidestraat-Reestraat.
De naam Rooie Dorp komt òf van de rode dakpannen òf van het door de straten stromende rode (verf)water afkomstig van de fabriek.
Van de 19e eeuwse arbeiderswoningen zijn er nog enkele aanwezig.


Arbeiderswoningen aan de Bodemanstraat rond 1970.
De Hilvertsweg liep vanaf de haven een eindje de hei in en de Neuweg was slechts tot aan de Koningsstraat bebouwd. Als de boer, die op het Hoogt van 't Kruis woonde, 's avonds zijn licht ontstak kon men dat ter hoogte van het Kantongerecht goed zien. In het verlengde van dit korte stukje Neuweg bouwde men in 1895 in de rimboe een rij huizen die de naam Lombok kreeg. Wie daar naar toe moest mocht wel brood en koffie meenemen. Zó ver lag deze buurtschap buiten de bebouwde kom, begrijpt men? Voorbij dit Lombok was de bloemisterij van F. Schut met een vrij en ruim uitzicht naar het Hoogt van 't Kruis en Loosdrecht. Maar geleidelijk aan werd het dorpsgedeelte begrensd door Hilvertsweg, Neuweg en wat nu de Gijsbrecht is, volgebouwd. Alle straten werden naar bloemen genoemd en zo ontstond de 'Blommetjesbuurt'.

Het hoogt van het kruis: weergeven op een grotere kaart.

De Gijsbrecht was toen het eind van de bewoonde wereld. Toen kleermaker E. ten Harkel uit het Ruiterse Bosje naar de Gijsbrecht verhuisde vroeg menigeen zich schouderophalend af wat de man in deze negorij toch te zoeken had.


Dicht bij de Eikbosserweg stond eenzaam de boerderij van Nieuwenhuizen, die zijn koppel ganzen op een veldje bij de Silenestraat liet rondscharrelen. Van hieruit voerde een weg van wagensporen langs het Victoriaterrein, waarop nu de Wilhelminaschool staat, naar de Utrechtseweg. Tussen Bosdrift en Oude Loosdrechtseweg stond aan de rechterkant een rij hoge huizen en iets verder aan de linkerkant is een tweetal woninkjes die nu de nummers 257 en 259 hebben. Iets verder lag eenzaam de boerderij van J. van der Laak, weet men nog? Op de hoek van de Oude Loosdrechtseweg stond toen ook een rijtje hoge huizen, waarin o.a. de diamantbewerkers Nathans, Lopes Dias en Wagenfeld woonden. Zij haalden bij van der Laak hun melk en een maaltje groente voor niet al te duur. Deze taaie rooie rakkers hebben in de gemeenteraad nog een voorname rol gespeeld. Voorbij de Oude Loosdrechtseweg was dan nog de kwekerij van Peet en het voetbalveldje van 'Velox', de club van de 'Rooiedorpers'. Ook stond er nog het zogenaamde kruithuisje van de oude, roemruchte schutterij. Maar dat was dan ook hoopje al, want de rest was nog maagdelijk terrein: dries en hei zover het oog reikte. Het duurde echter niet lang of ook zuidelijk van de Gijsbrecht verrezen enkele rijen woningen en zo werd deze straat in de loop van een luttel aantal jaren het levendig en zeer gezellig middelpunt van het gehele Bloemenkwartier. In dit artikel willen wij ons verder beperken tot het oudste gedeelte, nl. dat tussen Neuweg en Bosdrift, waar ook de meeste winkels werden gevestigd.



De Gijsbrecht met betonplaten.
 Ouderen zullen zich nog herinneren dat er oudtijds in ons dorp verschillende diamantslijperijen waren. Bijvoorbeeld in de Liebergerweg, de Leeghwaterstraat, de Floralaan, de Kerklaan en op de hoek van Gijsbrecht en Hortensiastraat. Die brachten vele Amsterdammers naar Hilversum. Vooral in de Gijsbrecht woonden verscheidene diamantbewerkers. Zij verdienden grof geld: sommigen wel zo'n fl. 125 per week. En dat voor die tijd! Zij namen het er mirakel goed van, vooral wat eten en drinken betreft. Dat kon trouwens wel ook, want een pond schouderkarbonade (en wat voor vlees) kostte 35 cent, een pond runderlappen 45 cent. Biefstuk vond men toen al hoog aan de prijs liggen: een pond van de beste biefstuk van de haas kostte 90 cent. Kom daar vandaag de dag eens om! De diamantslijpers smeten met geld. Was één van hen dronken dan liet hij zich deftig in een rijtuig naar huis brengen, het kon niet op, man! En wat te zeggen van Dinges die op een tiende lot de honderdduizend trok; hij moest noodwendig een kristallen lamp van fl. 1200 kopen. Die lamp kwam hij zeker net nog tekort. Wie het breed heeft laat het breed hangen.


(Uit: 'Wij in Hilversum, 14-de jaargang no. 60, maart 1969'.)